Peter & Marianne van Halifax naar Toronto

Barry's Bay - Toronto

De zonnestralen komen tussen de gordijnen door in Barry’s Bay. Dat nodigt uit tot een ontbijtje in de ochtendzon, met vers gezette koffie van de vriendelijke Chinese eigenaresse van dit kleine hotel (“klein” kan in dit geval letterlijk genomen worden: het hotel telt, om precies te zijn, drie kamers). Voordat we alles weer in de Nissan laden, smeren we onszelf zorgvuldig van boven tot onder in met deet, in voorbereiding op ons bezoek aan Algonquin Park. Peter zit het eerste uur met een vies gezicht in de auto omdat hij een hekel heeft aan smeersels op zijn lijf, maar geen andere keuze heeft, gezien de hoeveelheid muggen in het park. Hij draait het autoraampje (enigszins theatraal) extra ver open om niet zelf ten onder te gaan aan de deet-lucht.

We volgen Highway 60, die o.a. midden door Algonquin Provincial Park zal leiden. Als we de ingang van het park passeren, stoppen we bij het bezoekerscentrum om te informeren naar de geplande activiteiten voor vandaag. We besluiten de gezamenlijke bestudering van insecten in de beverplas over te slaan en gaan zelf op pad, te beginnen met een bezoek aan het houthakkersmuseum. Al sinds halfweg de 19de eeuw is er een levendige houtindustrie in het park. Tijdens onze rondwandeling zijn we blij dat we niet in de 19de eeuw leefden om ’s winters in een houten hutje te leven en van vroeg tot laat hout te hakken (met een bijl, want werkende zagen hadden ze toen nog niet uitgevonden).

Na het museumbezoek besluiten we een wandeling te doen. Het boekje duidt de “Lookout Trail” aan als een wandeling van de zwaarste categorie – er komen dan ook enige zweetdruppels bij kijken. De klim is steil, maar het uitzicht op de top van de klif maakt de inspanning zeker de moeite waard. Ook de terugweg is steil en hoewel Peter als een volleerde berggeit de afdaling maakt, heb ik af en toe iets meer tijd en moed nodig. Door de succeservaring tijdens deze wandeling, besluiten we ook op een andere plek in het park omhoog te wandelen naar een uitzichtpunt. Een plotseling, vlak voor onze voeten overstekende eekhoorn, zorgt voor een verrassingsmomentje.

Aan het einde van de middag verlaten we het park om koers te zetten richting Toronto. We eten snel iets langs de weg en zien ’s avonds de (in mist gehulde) skyline van Toronto voor ons opdoemen, waarna we inchecken bij “The Rex Hotel and Jazz-/Bluesbar”.

Bij het ontbijt treffen we een landgenoot, die in zijn eentje naar Canada gereisd is voor het bezoeken van bluesfestivals. Hij is blij even wat Nederlandse aanspraak te hebben.

We stappen weer in de auto om vandaag nog even wat verder af te zakken naar het zuiden: een bezoek aan de Niagara Falls staat op de planning. Het is even manoeuvreren door de binnenstad van Toronto, maar al gauw zitten we op de snelweg.

De indianen noemden deze plek “niagara”, wat “donderend water” betekent. En dat blijkt een uitstekende typering. Het is jammer dat we geen geluid op de foto konden zetten – we horen de watervallen eerder dan we ze zien. Behalve het geluid is ook de aanblik van zoveel natuurgeweld indrukwekkend. We staan een tijdje vol bewondering te kijken, voordat we aansluiten in de (enorme) rij voor een boottochtje naar de watervallen. Behalve een grandioos natuurlijk schouwspel is Niagara namelijk ook een enorm toeristisch gebeuren. Als we kaartjes bemachtigd hebben, sluiten we aan in de volgende rij en krijgen we rode poncho’s uitgereikt. We worden met een grote groep de boot op gedirigeerd en hebben er wel eens fotogenieker uitgezien, met z’n allen ingepakt in rood plastic. Eerst passeren we de “American Falls”, waarnaast we aan de Amerikaanse kant van de watervallen de toeristen in de rij zien staan. Dan vaart de boot verder, tot vlak voor de “Horseshoe Falls”. Aan drie kanten worden we omgeven door water en we wanen ons in een reusachtige wasstraat. De poncho’s blijken een uitkomst.

Na deze avontuurlijke boottocht, bekijken we in het IMAX theater een film over de geschiedenis rondom de watervallen. Daarna stappen we weer de auto in, terug naar Toronto. Omdat ons hotel ook een bekend blues- en jazzcafé in Toronto is, besluiten we hier de avond door te brengen.

Morgenvroeg moeten we om 11.00u uitchecken, waarna we de stad gaan verkennen. En dan
 stijgt om 23.05u ons vliegtuig naar Amsterdam op en laten we Canada achter ons. Donderdagmiddag komen we aan op Schiphol. Tot in Nederland!

Ottawa - Barry's Bay

De wekker gaat vroeg op onze laatste ochtend in Montréal. We douchen, ontbijten en pakken al onze spullen bij elkaar. Als we uitchecken komen we bij de receptie een Nederlands stel tegen dat net arriveert. Ze hebben wat zorgen over het hotel waar ze zojuist terecht zijn gekomen, gezien de sekswinkel naast de ingang. We kunnen ze geruststellen: het hotel beviel prima.

Met onze spullen stappen we in de bus richting het vliegveld, daar gaan we onze volgende huurauto ophalen. Trots op ons eigen strak uitgevoerde ochtendschema melden we ons bij de balie van Hertz. Daar treffen we een gestreste manager die ons met de vriendelijkste glimlach mogelijk meldt dat ze ons helaas nog geen auto kan meegeven – de afhandeling van de ingeleverde auto’s verloopt niet helemaal soepel. Heel even fantaseren we over de tijd die we in bed hadden kunnen blijven liggen, maar daarna halen we de spelletjes tevoorschijn. Een uur later krijgen we de sleutel van een glanzende Nissan Altima met Amerikaans kenteken overhandigd. Deze bolide doet zeker niet onder voor de Jeep!

We stellen de TomTom in met Ottawa als bestemming en geven gas. Het duurt niet lang voordat we de (voor ons) alweer vierde provincie van Canada betreden: Ontario. De borden langs de weg maken duidelijk dat Quebec achter ons ligt: eerst staat alles in het Engels aangegeven, daarna in het Frans, in plaats van andersom (hoewel, in Quebec hield het vaak al op na de Franse versie, chauvinistisch als ze zijn).

Tegen half vier rijden we de parkeerplaats van het hotel op, waar we Ă©Ă©n nachtje zullen blijven. Als we na het inchecken de sleutel omdraaien van onze “hotelkamer” op de 12de verdieping, hebben we eerst even wat verwerkingstijd nodig voor onze verbazing. Dit is de grootste hotelkamer die we ooit gehad hebben. Inclusief volledige keuken die met schuifdeuren afgesloten kan worden, zithoek met een bank en twee fauteuils en een grote werkhoek met bureau, computer en printer. Volkomen overbodig, wel leuk.

We verlaten dit paleis weer snel om een bezoek te gaan brengen aan het “Museum of Nature”. Dit museum staat hoog op ons lijstje en vanuit het hotel wandelen we er in tien minuten naar toe. Hier hebben ze Ă©Ă©n van de grootste collecties dinosaurusfossielen ter wereld. Peter weet vol enthousiasme de namen van de dinosaurussen vaak al te benoemen voordat we bij het bordje zijn aanbeland. Ook is er een hele vleugel gewijd aan alle dieren die in Canada leven. We worden vooral blij van de (opgezette) eland. Ondanks ons komende bezoek aan Algonquin Provincial Park, zou dit weleens het enige exemplaar kunnen zijn dat we te zien krijgen, aangezien ze in levende vorm niet echt gesteld zijn op gezelschap. Bij sluitingstijd verlaten we het museum.

We hebben een rustige avond en staan op tijd op om de binnenstad van Ottawa te gaan bekijken. De zon schijnt volop en we wandelen naar het “Confederation Square”, het hart van Ottawa, waar alle Canadese oorlogsslachtoffers worden herdacht met het Nationale Oorlogsmonument en het graf van de onbekende soldaat. We komen toevallig precies op tijd om de wisseling van de wacht bij het monument mee te maken. Een doedelzakspeler in uniform met kilt begeleidt luid toeterend de kleine stoet. Het ritueel gaat gepaard met veel geschreeuw van orders, gezwaai met geweren (inclusief bajonetten) en een nauwkeurige inspectie van de uniformen. Hierna bezoeken we “Parliament Hill”, waar de regeringsgebouwen staan. De drie grote, statige gebouwen met de Canadese vlag er bovenop, zijn indrukwekkend.

We slaan een nieuw voorraadje water in voordat we met de Nissan koers zetten richting Barry’s Bay, vlakbij Algonquin Provincial Park. Na een paar uur in de auto, rijden we middenin een bosgebied een prachtig parkeerterrein op. We worden hartelijk begroet door de eigenaren van het hotel en gaan naar onze kamer. Als we verbinding maken met internet en wat informatie opzoeken over het nabij gelegen dorpje, zien we tot onze schrik dat de vijf kilometer verderop gelegen drankwinkel nog precies tien minuten open is – en dat terwijl we door onze biervoorraad heen zijn. We twijfelen geen moment, springen in de Nissan en scheuren naar de “Beer Store”, waar we drie minuten voor sluitingstijd binnen komen. Gelukt!

Omdat we op zo’n mooie plek terecht zijn gekomen en de zon schijnt, besluiten we de rest van de middag in het zonnetje aan het water door te brengen – vijftig meter van onze hotelkamer. We doen een spelletje, lezen een boekje en liggen in de zon. Morgen staat Algonquin Provincial Park op de planning, waarna we meteen doorrijden naar Toronto.

Montréal

“Bonjour, hi!” In MontrĂ©al worden we, net zoals in de rest van de provincie Quebec, eerst in het Frans en daarna in het Engels begroet. Omdat we alleen Frans en Engels nog niet interessant genoeg vinden, beginnen we de dag met een wandeling door China Town. Langs de volgestopte Chinese winkeltjes en kruideniers staan fruitkistjes opgestapeld. Chinese senioren zitten met elkaar te kletsen op de bankjes langs de weg. Daarna besluiten we “Vieux-MontrĂ©al” te gaan verkennen, de oude binnenstad. We beginnen bij de Basilique Notre Dame, volgens het boekje geldt deze kerk als Ă©Ă©n van de mooiste kerken van Noord-Amerika. En hoewel wij niet alle kerken van Noord-Amerika hebben bezichtigd, geloven we het meteen. Het altaar is schitterend, stiekem wat overdreven, maar toch ook indrukwekkend. We vereren de rest van de oude binnenstad ook met een bezoek: o.a. het oudste gebouw van de stad (het seminarie), de oude “Bank of MontrĂ©al” (geĂŻnspireerd op het Pantheon in Rome) en het monument “Colonne Nelson”. De Engelsen hebben dit standbeeld van hun zeeheld die heerszuchtig het land in kijkt hier geplaatst – omdat dit niet onomstreden was en is, is het monument regelmatig onthoofd.

We nemen de metro naar het stadsdeel “Mont-Royal” en wandelen tussen de bijzondere winkeltjes naar cafĂ© “Chat L’Heureux” voor een lunch. Dit cafĂ© is speciaal bedoeld voor kattenliefhebbers. Overal waar je kijkt zitten katten, die graag met je komen knuffelen. Zelfs op de wc wordt je liefkozend begroet. Sommige van de katten hebben een plekje nodig om geadopteerd te worden, maar we houden ons in: Sjors blijft uiteraard onze nummer Ă©Ă©n.

Vervolgens is het tijd om een kijkje te nemen in de “Ville Souterraine”, de ondergrondse stad. MontrĂ©al beschikt over een groot overdekt en ondergronds netwerk van passages en tunnels met restaurants, winkels, banken, bioscopen en hotels. Vooral in de lange, koude Canadese winters is dit een uitkomst voor de bewoners.

Aan het einde van de dag keren we terug naar China Town om een hapje te gaan eten. Hieraan voorafgaand is de nodige overtuigingskracht nodig richting Peter. Uiteindelijk komen we overeen dat hij mij de schuld mag geven als hij ziek wordt. Met deze deal op zak komen we terecht in een Chinees restaurantje, waar ze gelukkig ook een Engelse menukaart hebben. Als eerste krijgen we een ietwat roestige theepot met jasmijnthee geserveerd. Daarna volgen de lekkerste Chinese hapjes (en er is niemand ziek geworden). We sluiten de dag af in jazzcafĂ© “Upstairs”, waar een jazzkwartet live speelt. We drinken iets teveel bier en gaan iets te laat naar bed.

Dit avondprogramma zorgt ervoor dat we genoodzaakt zijn om uit te slapen. Met een klein beetje hoofdpijn is de Starbucks onze eerste stop van de dag, voor een grote kop koffie. De hervonden energie maakt dat we verder op pad kunnen – naar de top van de Mont Royal, de “berg” naast het centrum van MontrĂ©al. Bovenop raken we de weg kwijt, wat leidt tot een onverwachte boswandeling en enig chagrijn van mijn kant. Uiteindelijk komen we dan toch terecht bij Chalet du Mont-Royal, waar we een prachtig uitzicht hebben over de stad. Achter het Chalet is een parkje waar we picknicken. De brutale eekhoorns zijn hier ontelbaar. Als ze merken dat we niets te eten voor ze hebben, houden ze zich afzijdig. Een mede-parkbezoeker die de eekhoorns toch wil laten meegenieten van zijn broodje, houdt er een kras door gemene eekhoornnageltjes aan over.

We wandelen de berg weer af, met als bestemming “Juliette et Chocolat” – een tip van Milou over wat we niet mogen missen in MontrĂ©al. We eten een paar goddelijke chocoladehapjes. Goede tip!

Na een kort dutje in het hotel (de gevolgen van gisteravond), struinen we door een paar winkels. Veel kleren en schoenen zijn hier goedkoper dan in Nederland en de koopzucht lijkt dan ook even toe te slaan, totdat we ons realiseren dat onze koffers op de heenweg al aan het maximaal toegestane gewicht zaten. Na het eten doen we nog wat spelletjes in het hotel. Morgen gaan we onze nieuwe huurauto ophalen en zetten we koers richting de hoofdstad van Canada.

Tadoussac - Quebec City - Montreal

Allereerst: bedankt voor alle reacties! Erg leuk om te merken dat jullie met ons meeleven en –lezen!

De route van Tadoussac naar Quebec City begint met opnieuw een boottocht. Dit keer een korte: de veerpont vaart in tien minuten naar de overkant. Als we aan komen rijden, kunnen we meteen de boot op, een paar minuten zeewind vangen en onze weg vervolgen. De hele weg naar de stad voert langs de St. Lawrence rivier, wat opnieuw mooie uitzichten oplevert.

Onderweg stoppen we om wat boodschappen te doen. Peter heeft nieuw ondergoed nodig, dus ook boxershorts staan op het boodschappenlijstje. In Canada wordt alles (net zoals in Amerika) in grote getalen verkocht, het is dus nog best een uitdaging om te kiezen. Ook is het gokken welke maat het moet worden, aangezien alles in plastic zit verpakt. Uiteindelijk valt de keuze op maat M. De volgende ochtend blijken de boxershorts tot ongeveer de knieën te reiken. Ach, volgens Peter zitten ze wel lekker warm.

Omdat we wat vertraging oplopen door wegwerkzaamheden en boodschappen, komen we aan het einde van de middag aan bij ons hotel, midden in het centrum van zonnig en warm Quebec City. Als we niet beter wisten, hadden we kunnen geloven dat we in Frankrijk beland waren. “Vieux-Quebec”, het oude gedeelte van de stad, is omgeven door stadsmuren en is een wirwar van kleine straatjes waar kunstenaars aan het werk zijn en straatmuzikanten spelen. We hebben Ă©Ă©n nacht geboekt in Quebec City, dus besluiten door het oude stadsgedeelte te wandelen om de belangrijkste dingen te zien. Via de “Promenade des Gouverneurs”, een 310 treden tellende trap, lopen we de citadel op voor een uitzicht over de stad. We wandelen verder langs de vestingmuur, het provinciale parlementsgebouw, de Notre Dame basiliek en het monument ter ere van de stichter van de stad. We sluiten de dag af in een Ierse pub, vlakbij ons hotel.

Als de wekker gaat is het alweer tijd om Quebec City te gaan verlaten. We laden de Jeep in en drinken koffie voordat we de snelweg richting MontrĂ©al op gaan. Tijdens de rit zien we plotseling een zelfde diertje door de berm snuffelen als we in Fundy National Park al hadden gezien. We zijn er inmiddels achter dat het om een “groundhog” (in het Nederlands een bosmarmot) gaat. Met dank aan Jeroen: bedankt voor het raadplegen van de encyclopedie!

Halverwege stoppen we nog een keer voor koffie, de “Tim Horton’s” heeft een enigszins verslavend effect op ons. Terwijl we MontrĂ©al naderen, wordt het steeds drukker op de weg en staan we in een paar files. Gelukkig hebben we vakantie, dus draaien we de volumeknop van de cd-speler maar wat harder. Als we het stadscentrum in rijden, hebben we na ongeveer een uur ons hotel gevonden. De stadsdrukte levert enige scheldpartijen op, maar uiteindelijk slagen we erin om de koffers op de hotelkamer te krijgen. Vervolgens is het tijd om afscheid te gaan nemen van onze gewaardeerde Jeep. De komende dagen zijn we autoloos in MontrĂ©al, waarna we met een andere huurauto verder zullen gaan. We rijden naar het kantoor van Hertz op het vliegveld, spreken nog een paar lieve woorden tegen de auto en leveren hem af, waarna we de bus naar het centrum terug nemen.

Onze eerste avond in Montréal brengen we door in een schattig Italiaans restaurantje. Tijdens een gesprekje dat we aanknopen met de Amerikanen naast ons, wordt het verschil tussen Canadezen en Amerikanen ons (nogmaals) duidelijk. Na twee minuten gaat het gesprek over Boston, de stad waar zij vandaan komen - en wat daar allemaal geweldig en fantastisch aan is. De Canadezen zijn daarentegen bescheiden, tot nu toe hebben we niemand horen uitweiden over het prachtige land dat we bezoeken en de fantastische dingen die hier allemaal te beleven zijn.

Drie nachten in MontrĂ©al hebben we voor de boeg – genoeg tijd dus om deze stad uitgebreid te gaan verkennen.

Matane - Tadoussac

De wekker gaat vroeg in onze motelkamer in Matane. We rijden het korte stukje naar de haven en sluiten aan in de rij voor de boot. Hoewel de man in het hokje waar alle auto’s langs moeten niet precies weet hoe “Marianne Wintjes” in het Frans uitgesproken moet worden, is onze reservering in goede orde ontvangen en mogen we mee naar de overkant. We steken de St. Lawrence rivier over, een boottocht van ruim twee uur. Dat is een rivier van een andere orde dan onze Maas. Een ander verschil is het feit dat er in onze Maas geen walvissen zwemmen, wat hier wel het geval is. Of is er iemand die ooit een walvis in de Maas heeft gezien? Opa, tijdens je carriùre als sluiswachter misschien? (Dikke vrouwen in bikini tellen overigens niet).

Tijdens de overtocht waaien we uit op het dek, drinken we koffie en spelen we een spelletje. Aan de overkant aangekomen, staat de ruim twee uur durende autorit naar Tadoussac op het programma, wederom door een prachtig landschap. Jammer genoeg zijn de uitzichten moeilijk vast te leggen op foto vanuit de auto. We picknicken onderweg en slaan een nieuwe voorraad bier in. Wel moeten we nog even zoeken waar we dat bier precies kunnen vinden. Elke provincie van Canada heeft zijn eigen wetten, ook wat betreft de verkoop van alcohol. Waar we in Nova Scotia en New Brunswick alleen alcohol konden kopen in speciale drankwinkels, wordt het bier in Quebec gewoon in de supermarkt verkocht. Het zal de Franse "joie de vivre” wel zijn. Dit voelt vertrouwd. Er wordt zelfs Grolsch verkocht, maar we gaan toch weer voor een Canadese versie.

We komen aan in Tadoussac en vergapen ons aan het mooie uitzicht. Dit schilderachtige dorpje ligt in een kleine inham van de St. Lawrence rivier. Als er ook nog een regenboog aan de hemel verschijnt, die verdwijnt in het water, is het plaatje compleet. Wow! Als het etenstijd is gaan we voor een pizza met wat biertjes.

Als we ’s ochtends wakker worden, besluiten we onszelf uitslapen te gunnen. We blijven dus net iets te lang in bed liggen, voordat we ons richting de haven begeven. Daar stappen we op de boot om drie uur lang te gaan varen, op zoek naar walvissen. Het gedeelte van de rivier rondom Tadoussac staat bekend om de grote aantallen walvissen die hier rondzwemmen in de zomer, omdat het water vol zit met plankton en krill, waar ze zich mee voeden. Het duurt niet lang voordat we de eerste walvis zien. En het blijft niet bij Ă©Ă©n: tijdens onze boottocht zien we ontelbaar veel walvissen. We zien beloega’s (witte dolfijnen), dwergvinvissen (in het Engels ook wel “minkie whales” genoemd) en ‘gewone’ vinvissen. Deze laatste zijn met een fraaie lengte van 22 meter en een gewicht van 60 ton de op Ă©Ă©n na grootste walvissoort ter wereld. Ook liggen er groepen zeehonden te relaxen in het water. Op de boot ontmoeten we een paar Nederlanders – tot nu toe zijn we weinig landgenoten tegengekomen. Ook hun verwachtingen worden overtroffen door deze boottocht. Helaas lukt het nauwelijks om goede foto’s te maken van de walvissen, omdat ze net zo snel weer onder water verdwijnen als ze zich laten zien.

Blij verrast gaan we dus weer aan land, om nog even door het dorpje te lopen. Verder doen we weinig deze middag. We gaan uit eten en bereiden ons voor op de bestemming van morgen: Quebec City. Dat is de eerste stad in een groter rijtje: na Quebec City staan Montréal en Ottawa op het schema.

Moncton - Matane

We ontwaken in Moncton en maken ons op voor het tweede bezoek aan de "Hopewell Rocks", dit keer bij vloed. Hoewel we van tevoren wisten van de grote getijdenverschillen, is het een indrukwekkend gezicht. Gisteren liepen we nog tussen de grote rotsformaties, vandaag steken diezelfde rotsen als eilandjes boven het water uit. We lezen dat er elke dag zo'n 100 miljard ton water deze baai in- en uitstroomt. Ter illustratie: dat komt neer op zo'n 40 miljoen Olympische zwembaden vol met water. Dezelfde plek, een heel ander landschap: een bijzondere ervaring.

Als we op de parkeerplaats arriveren om onze tocht te vervolgen, concluderen we (overigens niet voor de eerste keer deze vakantie) dat onze Jeep toch eigenlijk helemaal niet zo groot is - vergeleken met de andere auto's die hier rondrijden. Zie de foto's voor een onderbouwing :)

We rijden verder naar Fundy National Park, terwijl de zon ons tegemoet schijnt. De gestuurde zon vanuit Nederland is duidelijk aangekomen. In het park besluiten we een wandeling te doen door bos en drasland met beverdammen en plassen. De bevers houden zich overdag verborgen, de steekvliegen zijn jammer genoeg nogal actief. De wandeling verloopt daardoor enigszins chaotisch, we slaan regelmatig (per ongeluk en expres) op elkaars hoofd in plaats van ernaast en doen pogingen om de vliegen rennend achter ons te laten. Dat werkt dus niet.

Voor een tweede wandeling zijn we best gemotiveerd, maar dan niet in het bosgebied (waar de vliegen huizen). We rijden een stukje door het park en wandelen een route langs de kust van de baai. Als we met z'n tweeën stil naast elkaar lopen, ziet Peter ineens een diertje door het gras snuffelen. Heel zachtjes kunnen we dichterbij komen en een foto maken. We weten niet precies wat het is, het lijkt wel een beetje op een prairiehond? Wie het weet mag het zeggen, zie de foto's voor het best mogelijke plaatje dat we konden schieten. Na deze wandeling rijden we weer terug naar Moncton om ons op te frissen en iets te gaan eten. We strijken neer in de "Pump House Brewery". Voor iedereen die ooit in de buurt van Moncton, New Brunswick komt: een etentje in deze tent mag niet ontbreken op je lijstje. De zaak, waar de brouwketels als decoratie van het interieur dienen, is een pub en restaurant ineen. We drinken "Blueberry Ale", versgebrouwen bier met blauwe bessen en eten goddelijk.

Na de tweede nacht in Moncton, staat de langste autorit van de vakantie op de planning. Zo'n 500 kilometer, richting Matane, waar we morgenvroeg de boot zullen nemen naar de overkant van de Saint Lawrence rivier. Voor een goed begin ontbijten we in het restaurantje naast het motel. Peter bestelt typisch Amerikaanse/Canadese pannenkoeken met siroop. Hij komt er achter dat siroop best lekker is, maar niet in je armhaar. Nog even de armen afspoelen dus, voordat we in de auto stappen. Zoals gepland brengen we de dag grotendeels in de auto door, af en toe met mooie vergezichten, af en toe op saaie stukken snelweg. Regelmatig hebben we de weg even voor ons alleen. Na ongeveer driekwart van onze rit arriveren we in alweer de derde Canadese provincie van onze reis: Quebec. Dat betekent ook dat we er weer een uurtje tijdverschil bij hebben (hier lopen we nu zes uur achter op Nederland). Morgenvroeg staat de wekker op tijd: om 09.00u vertrekt onze boot vanuit de haven van Matane, richting de haven van Baie-Comeau, vanwaaruit we weer verder zullen rijden.

Cape Breton Island - Moncton

Zoals ons geadviseerd is, kijken we op woensdagochtend vol goede moed uit het raam. Deze tactiek blijkt daadwerkelijk te helpen, een voorzichtig zonnetje schijnt ons tegemoet. Na een zelfgemaakt ontbijtje stappen we in de Jeep om vandaag de Cabot Trail te gaan rijden, de 300 kilometer lange weg langs de noordkant van Cape Breton Island. Onze eerste stop is "Cape Smokey", die zijn naam vandaag eer aan doet. We staan in een berglandschap, voornamelijk in mist gehuld. Tijdens een korte wandeling vinden we hertendrollen, maar de herten zelf hebben zich verstopt in de mist. En ook de elanden laten zich vandaag niet zien - de enige die we zien zijn die op de plaatjes op de bordjes langs de weg, waarop wordt gewaarschuwd voor plotseling overstekende exemplaren. Peter probeert nog een lokroep uit, maar ook dat mag niet baten.

Bij Ingonish bezoeken we het kleine bezoekerscentrum van het Cape Breton Highlands National Park en verlaten we de auto even voor een korte wandeling bergop. Bij aanvang worden we via borden gewaarschuwd voor (zeldzame) aanvallen door coyotes. Twee dagen geleden hebben we er een vanuit de auto zien oversteken, vandaag houden ook zij zich stil. De wandeling blijkt de moeite waard, het uitzicht is prachtig. Bovenop de berg ontmoeten we een paar vriendelijke Chinezen die graag wat foto's van ons willen maken. Onze volgende stop is het vissersdorpje Neil's Harbour, waar we het tijd vinden voor een ijsje. Dit blijkt de laatste droge stop van de dag zijn - in de regen en de mist rijden we het tweede deel van de Cabot Trail. De uitzichten zijn niet altijd maximaal, maar het heeft iets mystieks. We zijn het er over eens dat er zomaar eens een trol uit het landschap tevoorschijn zou kunnen komen. Als de rit er op zit, eten we in het restaurant naast het motel, spelen we een paar spelletjes en duiken we ons bed in.

Redelijk vroeg staan we op om weer in onze bolide te stappen. Vandaag staat de rit richting Moncton op de planning. We verlaten de provincie Nova Scotia om naar New Brunswick over te gaan. Tijdens de rit gaan we uit ons dak op de Franstalige countrymuziek die op de radio te horen is (Frans en country, een bijzondere combinatie). We verdelen de af te leggen 450 kilometer gelijk: Peter rijdt deel Ă©Ă©n, Marianne deel twee. Halverwege lassen we even een stop in voor bodschappen en koffie. Onze aankomst bij de "Coastal Inn" in Moncton verloopt niet helemaal soepel - nergens in het systeem kunnen ze onze boeking vinden. Uiteindelijk, na het computersysteem er meerdere malen op nageslagen te hebben, wordt er een reservering gevonden voor "Albert Petrus" op 30 augustus (in plaats van 30 juli). Gelukkig is er nog een kamer vrij.

We sluiten onze dag af bij de "Hopewell Rocks", een nationaal park langs de kust van New Brunswick. Op deze plek zijn er hele grote getijdenverschillen, van zo'n 16 meter om precies te zijn. Omdat er elke dag veel water dit gebied in- en uitstroomt, hebben de rotsen hier bijzondere vormen gekregen. Vandaag staat het water op het laagste punt om 18.15u. Op dit tijdstip wandelen we dan ook over de modderige oceaanbodem. Morgen gaan we terug om ook te bewonderen hoe dit er uit ziet als het vloed is, waarna we Fundy National Park met een bezoek gaan verblijden.

Omdat het al laat is, gaan we voor een snelle hap bij een fastfoodrestaurant om de hoek. Peter maakt de vergissing om een medium drankje te bestellen, waarna hij driekwart liter cola gepresenteerd krijgt. Hij houdt niet van verspilling, maar de helft daarvan is zojuist toch in de prullenbak beland.

Halifax - Cape Breton Island

Na op zondagavond bij 'The Lower Deck' in Halifax aan het water gegeten te hebben, zit onze laatste nacht in Halifax er al weer op. We worden wakker, openen de gordijnen en zien... regen. Hoewel we de weersvoorspellingen al gezien hadden, wilden we het liever ontkennen. Omdat we een wandeling van tien minuten voor de boeg hebben naar het autoverhuurkantoor, besluiten we "even" in het hotel te wachten totdat de regen voorbij is. Een spelletje (Peter wint) en een paar gelezen hoofdstukken verder, lopen we aan.

Bij de boeking van de huurauto hadden we voor de categorie "Toyota Corolla of soortgelijk" gekozen. De vrouw achter de receptie van Hertz vertelt dat we naar de parkeergarage mogen lopen en op het knopje van de auto-afstandsbediening kunnen drukken om te zien welke auto reageert - die is de komende weken voor ons. Onze verbazing is groot als de lampen van een Jeep Patriot beginnen te flitsen. Niet echt vergelijkbaar met een Toyota Corolla, maar zeker welkom! Peter weet dat ik ongeveer verga van de controledrang als ik niet als eerste achter het stuur mag kruipen, dus met een enigszins beteuterd gezicht overhandigt hij mij de autosleutels. Het is even wennen, maar bevalt stiekem toch iets beter dan een Suzuki Swift. We zetten koers richting de Walmart om een koelbox en proviand voor onze roadtrip in te slaan. Hoewel we in Amerika al regelmatig supermarkten van binnen hadden gezien, verbazen we ons opnieuw over de mega porties en de cadeaukaarten die je voor McDonalds kunt aanschaffen (geĂŻnteresseerden in Nederland?). We levens ons uit in de supermarkt en rijden verder richting Antigonish, waar we iets gaan eten en ons daarna naar de "Liquor Store" begeven. In Canada wordt er alleen alcohol verkocht in deze speciale winkels. We besluiten te gaan voor blikjes "Moosehead" bier, om wat meer in Canadese stemming te komen. Ze smaken goed op de hotelkamer, gecombineerd met een spelletje (en Peter wint alweer...).

We worden wakker in Antigonish en Ă©Ă©n blik naar buiten vertelt ons voldoende: regen, regen, regen. Omdat de mooiste route van de reis (de 'Cabot Trail') voor de komende twee dagen op het schema staat, moeten we even door wat teleurstelling heen. Wat nu? Na een zelfgemaakt ontbijt en een koffie bij "Tim Horton's" (een grote keten hier) wagen we ons toch aan de start van de autorit richting Cape Breton Island. Zodra we het (schier)eiland oprijden, stoppen we bij het bezoekerscentrum om wat advies in te winnen. Een vriendelijke Canadese dame laat ons meekijken op de live camerabeelden van de Cabot Trail. We zien vooral... grijze vlekken en regendruppels. Volgens deze mevrouw moeten we ons echter niets aantrekken van de weerberichten - naar haar zeggen zitten deze er de helft van de tijd naast - en moeten we morgen gewoon vol goede moed uit het raam kijken. We vragen ons af of we hier te maken hebben met Amerikaans geĂŻnspireerd overenthousiasme, of daadwerkelijk ervaring? We hopen op het tweede.

Op onze route richting Boularderie East, waar we de komende twee nachten zullen slapen, doen we (op advies van dezelfde aardige mevrouw) nog het "Alexander Graham Bell Museum" aan. Tussen net iets teveel bejaarden volgen we een tour met een gids die een uitgebreide uiteenzetting geeft over het leven en de uitvindingen van meneer Bell, die hier jaren gewoond heeft.

We verlaten het museum, zetten koers naar "Kelly's View Motel" en worden enthousiast ontvangen. Ook deze mevrouw ziet het allemaal nog niet zo negatief in, wat het weer betreft. Google blijft echter onveranderd pessimistisch. We zullen het morgen gaan zien...

We sluiten de dag af bij een Irish Pub in Sydney, een stad(je) hier vlakbij. En nu is het weer tijd voor een Moosehead biertje. Proost!